>

‘Het ruimtestation krijgt een heel zichtbare, Nederlandse bijdrage’

De Europese Robot Arm (ERA) wordt deze zomer, als nieuwe bijdrage van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA, vanaf de Russische lanceerbasis Baikonur gelanceerd naar het internationale ruimtestation ISS. Een belangrijk moment voor de Nederlandse ruimtevaart, want ERA werd bijna volledig door Nederlandse bedrijven ontworpen én gebouwd. Sytze Kampen, hoofd technologie bij Airbus Defence and Space Netherlands, blikt terug én kijkt vooruit: ‘Trots overheerst.’


Het internationaal ruimtestation ISS (beeld: NASA))
Een Nederlandse robotarm op het internationale ruimtestation. Dat klinkt bijzonder.

'En dat is het ook. Het Amerikaanse deel van het International Space Station heeft de Canadese robotarm. Die kan hardware verplaatsen, inspecties uitvoeren en helpt astronauten bij het uitvoeren van ruimtewandelingen. Het Russische deel doet het tot nu toe zonder robotarm, maar daar brengt deze lancering verandering in. Dit stuk Nederlandse technologie krijgt een heel belangrijke en zichtbare rol in de bemenste ruimtevaart.’

Wat was en wat is jouw betrokkenheid bij het ERA-programma?
‘De robotarm loopt als een rode draad door mijn carrière. Ik ben sinds halverwege de jaren negentig bij dit project betrokken. Toen werkte ik aan het ontwerp als ingenieur, sinds 2016 ben ik projectleider.’

Is het gebruikelijk dat een ruimtevaartproject zó lang duurt?
‘Vertragingen zijn in de ruimtevaart heel gebruikelijk. Maar met ERA hebben we wel bovengemiddeld veel pech gehad. De robotarm vliegt op een Russisch laboratorium: Nauka. Dat project liep verschillende keren vertraging op, waardoor ERA op de plank bleef liggen. Nederland heeft zich heel flexibel moeten opstellen, keer op keer zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Dat was niet altijd makkelijk, maar ik ben heel blij dat we het tóch hebben gedaan.’

Welke Nederlandse partijen droegen bij aan de robotarm?
‘Airbus Defence and Space Netherlands, voorheen Fokker Space, is de hoofdaannemer. Wij hebben de arm volledig ontworpen en in elkaar gezet. Alle analyses, simulaties en het projectmanagement lagen ook bij ons. Stork leverde de elektronica en de aandrijving voor de gewrichten van de arm en voor de end-effector. TNO ontwikkelde testapparatuur voor de 0g testfaciliteit. Het grondsegment, de tools voor trainingen en missievoorbereidingen, komen van het NLR.’


ERA in testopstelling bij Airbus in Leiden (beeld Airbus)
Wat heeft het werken aan ERA Nederland opgeleverd?

‘ERA is een groot en complex programma. In totaal hebben er honderden mensen in heel verschillende functies aan gewerkt. De robotarm heeft zodoende twee generaties hoogopgeleide ingenieurs met heel specialistische kennis opgeleverd. Een deel van hen werkt nog dagelijks aan ruimtevaarttechnologie, of inmiddels bij ASML, Thales of het hightech midden- en kleinbedrijf. Maar deze zomer zullen ook zij ongetwijfeld kijken hoe hún werk de ruimte in gaat.’


Sytze Kampen, projectmanager ERA bij Airbus Nederland (beeld: Airbus Nederland))
Is ERA, ondanks de lange aanloop, nog steeds van waarde voor het ISS?

‘Als je nu een laptop of een camera van twintig jaar geleden zou pakken, dan heb je daar weinig aan. Voor een robotarm in de ruimte is dat anders. De taken die ERA gaat uitvoeren zijn nog altijd relevant: wetenschappelijke experimenten verplaatsen en inspecties en onderhoud mogelijk maken aan het Russische deel van het ISS. Ook de techniek is nog state of the art, dankzij een aantal updates in de arm en het grondsegment die we door de jaren heen samen met ESA hebben gedaan.’

Met welk gevoel ga jij in juli de lancering van ERA bekijken?
‘Trots overheerst. Ik vind het heel bijzonder dat een klein land als Nederland zo’n belangrijke bijdrage aan het ruimtestation levert. Dat kan alleen omdat we door de jaren heen dappere beslissingen hebben genomen en vanuit een sterke visie op robotica in de ruimte hebben gewerkt. We mogen veel respect hebben voor het doorzettingsvermogen van alle betrokken partijen. Trots dus op wat we tot stand hebben gebracht. En opluchting dat het nu eindelijk zo ver is.’