>

Nederlander Carpay voorzitter aardobservatieprogramma ESA

De programmaraad voor aardobservatie van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA heeft sinds 19 mei een nieuwe, Nederlandse voorzitter. De benoeming van Joost Carpay (54) is een bevestiging het feit dat Nederland een gewaardeerde samenwerkingspartner is in de Europese ruimtevaart, in het bijzonder in aardobservatie. Het belang van het Europese aardobservatieprogramma zal de komende jaren alleen nog maar toenemen, bijvoorbeeld door de vele vragen rond klimaatverandering en veranderde Amerikaanse prioriteiten, aldus Carpay daags voor zijn benoeming in het Belgische Gent.

Joost Carpay (NSO)Via de programmaraad geven de ESA lidstaten sturing aan het Europese aardobservatieprogramma. Daarmee geeft die raad onder meer richting aan de Europese inspanningen om veranderingen op aarde, zoals het klimaat, in kaart te brengen. Met het Copernicus programma lopen ESA en de Europese Commissie wereldwijd voorop als het gaat om het verzamelen en aanbieden van langdurige reeksen van wetenschappelijke data over vele complexe processen op aarde die van belang zijn voor onder meer klimaatverandering. Daartoe gingen al meerdere Europese Sentinel satellieten de ruimte in. De programmaraad voor aardobservatie is in belangrijke mate betrokken bij de voorbereiding van dergelijke ruimtevaart missies. Daarnaast is de PB EO verantwoordelijk voor het wetenschappelijke aardobservatieprogramma van ESA, voor de ontwikkeling van weerssatellieten en voor toepassingen van de satellietgegevens voor maatschappelijk en economisch nut.

Nederlandse kennis en kunde

Joost Carpay, programmamanager bij Netherlands Space Office (NSO), is de komende drie jaar voorzitter van de programmaraad. “Nederland draagt al in belangrijke mate bij aan ESA-aardobservatie. De ontwikkeling van Tropomi, het Nederlandse onderzoekinstrument dat deze zomer als onderdeel van een Sentinel satelliet de ruimte ingaat om de atmosfeer te onderzoeken, is daarvan een mooi voorbeeld. In Nederland zijn we bedreven in spectrometrie, en die techniek is heel bruikbaar in onderzoek naar klimaatverandering. De Europese partnerlanden zien de waarde van die Nederlandse kennis en kunde.”

Essentiële gegevens

Het EU Copernicus programma en de Sentinel satellieten leveren essentiële gegevens over de staat van de aarde, aldus Carpay. Maar ook de weersatellieten worden ontwikkeld binnen het aardobservatieprogramma van ESA – daarna geëxploiteerd door EUMETSAT. De gegevens van die satellieten worden voor veel toepassingen wereldwijd gebruikt.

Europese besluiten

Als voorzitter van de programmaraad is Carpay  nauw betrokken bij de voorbereiding van besluiten door de ESA-ministerraad. In die raad nemen de verantwoordelijke Europese ministers gezamenlijk besluiten voor de komende jaren. Carpay: “Over drie jaar moet de ESA-ministerraad bijvoorbeeld besluiten over de volgende reeks Sentinel satellieten. . Essentieel daarbij is zeker te stellen dat die reeks de gegevens levert waaraan het meeste behoefte is”

Belang
De satellietdata die voortkomen uit het Europese aardobservatieprogramma Copernicus, zijn voor iedereen gratis beschikbaar. Nu de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA minder ruimte lijkt te krijgen voor het verzamelen van gegevens over klimaatverandering, neemt het belang van de Europese gegevens alleen maar toe, aldus Carpay.

Inspannen
De Nederlander wil zich ook inspannen om de Europese samenwerking te intensiveren. “Ik zie graag meer onderlinge communicatie en gesprekken tussen ESA-landen. Ze zitten met elkaar aan tafel om met de ESA te praten, terwijl ze natuurlijk ook heel goed met elkaar kunnen praten. Daaruit kunnen mooie initiatieven of ideeën ontstaan. Als voorzitter ben ik ook voornemens om te kijken waar de Europese samenwerking meer efficiënt en effectiever kan.”

Relevantie

Het voorzitterschap van de programmaraad is belangrijk voor de Nederlandse ruimtevaartsector, zegt Carpay tot slot. “Het Europese aardobservatieprogramma is van enorme maatschappelijke, economische en wetenschappelijk relevantie. Het is heel waardevol voor de Nederlandse ruimtevaart, om de komende jaren dicht te staan op Europese ontwikkelingen op dat vlak. Het gaat ons in Nederland veel inzicht geven.”