>

‘Nederland heeft alle reden om ambitieus te zijn in de ruimtevaart’

Gisteren werd de lange-termijnruimtevaartagenda gepresenteerd aan demissionair minister van economische zaken en klimaat Micky Adriaansens, door oud minister Maria van der Hoeven. De agenda is een visie op de toekomst van het Nederlandse ruimtevaartbeleid. Harm van de Wetering, directeur van het NSO: ‘Ruimtevaart is voor Nederland van strategisch belang. We willen internationaal een toonaangevende rol spelen.’ Een interview met hem over het belang van de agenda:


Oud minister Maria van de Hoeven presenteerde vanmiddag de Langetermijn-ruimtevaartagenda aan minister Micky Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat (beeld: Sander Stoepker)
Met de lange-termijnruimtevaartagenda formuleert Nederland voor het eerst een langetermijnvisie voor ruimtevaartbeleid. Hoe belangrijk is dat?

‘Ruimtevaart is vaak een kwestie van lange adem. Kijk naar de James Webb ruimtetelescoop, waar Nederland een instrument voor bouwde. Of de Sentinel-5p satelliet, met aan boord het Nederlandse meetinstrument Tropomi. Missies als deze kosten jaren om voor te bereiden en uit te voeren. Dan is het goed om je als nationale overheid af te vragen: welke ruimtevaartdoelen vinden wij op de lange termijn belangrijk? Aan welke missies willen we zelf bijdragen? En hoe doen we dat op een voor Nederland zinvolle manier?’

U zegt bewust ruimtevaartdoelen. De Nederlandse ambitie is breder dan meewerken aan nieuwe satellietmissies?

‘Ruimtevaart is overal om ons heen en onmisbaar in ons dagelijks leven. Het is belangrijk voor een veilige leefomgeving, in de strijd tegen klimaatverandering, het is relevant voor de landbouw en andere sectoren die werken met navigatie- en communicatietechnologie. Met deze kennis in het achterhoofd, kunnen we kiezen: kijken we als afnemer hoe de ruimtevaart zich ontwikkelt? Of bouwen we zelf mee aan de ruimtevaarttoekomst en verdienen we eraan? Met deze agenda zeggen we: ruimtevaart is voor Nederland van strategisch belang. Wij willen in dit domein internationaal een stevige rol spelen.’


Ministeries waren op het allerhoogste niveau betrokken bij de ruimtevaartagenda. Staatssecretaris van defensie Christophe van der Maat was daarom ook aanwezig bij de presentatie van de agenda. (beeld: Sander Stoepker)
Hoe is de agenda tot stand gekomen?

‘Het begon in november 2022 met een breed gesteunde motie van het Tweede Kamerlid Pim van Strien. Hij vroeg de regering om te komen met een visie voor het ruimtevaartbeleid op de middellange termijn. Daarna is een regiecommissie aan het werk gegaan onder voorzitterschap van Maria van der Hoeven. In die commissie zaten ambtenaren van het allerhoogste niveau van de ministeries van EZK, OCW, IenW, Defensie en Buitenlandse Zaken. Daarnaast waren ook de ruimtevaartsector, de wetenschap en de regio vertegenwoordigd.’

 

Waarom waren ambtenaren van het allerhoogste niveau betrokken?

‘Ruimtevaart is een dossier met grote strategische belangen. Dan wil je dat de lijnen kort zijn naar de top van het ministerie: de secretaris-generaal of directeuren-generaal. Zij hebben een breed overzicht en kunnen de mogelijkheden en onmogelijkheden van nieuwe ideeën goed beoordelen. Bovendien hebben zij het mandaat om besluiten te nemen.’


Een visie noteren betekent keuzes maken. Waar kiest Nederland voor in de ruimtevaartagenda?

‘Op een aantal onderwerpen willen we koploper blijven of koploper worden. Denk aan lasersatellietcommunicatie, atmosferisch onderzoek, kleine satellieten en ook als maker van zonnepanelen. Daarnaast willen we het gebruik van bestaande satellietdiensten bevorderen en nieuwe diensten ontwikkelen. Nederland beschikt over de kennis en kunde om dit te doen. Nu staat de wens op papier om hierin nog meer te excelleren.’

 

Welke rol speelde het NSO in de totstandkoming van de agenda?

‘Het NSO heeft geadviseerd. Wij weten wat kan en wat niet en hoe de internationale ruimtevaartwereld in elkaar zit. En ook welke ontwikkelingen relevant zijn voor Nederland. De meerwaarde van dit document is dat ministeries zélf hebben aangegeven waar ze behoefte aan hebben. Wat de Nederlandse overheid belangrijk vindt.’

 

Kunt u een aantal concrete voorbeelden geven?

‘Het Ministerie van Defensie kijkt bijvoorbeeld heel zorgvuldig naar de internationale samenwerking: wat brengt Nederland in aan middelen, zodat we ook gebruik kunnen maken van de middelen van anderen? Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ziet een belangrijke rol voor satellietdiensten bij ontwikkelingssamenwerking. En het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil dat Nederland bijdraagt aan iconische ruimtemissies, zodat onze wetenschappers internationaal kunnen excelleren.’

 


Minister Adriaansens en Maria van der Hoeven, en op de achtergrond (vlnr) directeur NL Space Campus Marc Sandelowsky, voorzitter SpaceNed Jeroen Rotteveel en directeur NSO Harm van de Wetering. (beeld: Sander Stoepker)
Wat staat er in de agenda over de positie van het NSO?

‘Het stuk ademt ambitie. Nederland wil meer doen op ruimtevaartgebied dan het gemiddelde in Europa. Dan moeten we de uitvoering daarmee in lijn brengen. Daarom zal het NSO veranderen naar een ruimtevaartorganisatie met een steviger mandaat, hoge aansluiting bij het Ministerie van EZK en een nog sterkere internationale uitstraling.’

 

Wat betekent dit in de dagelijkse werkpraktijk?

‘We gaan de komende jaren meer departementen bedienen. Ons werkgebied wordt breder en de ambities groter. Daar is het NSO nu niet op toegerust. Een van de ambities is bijvoorbeeld om de mogelijkheden van satellieten nog beter benutten dan we nu al doen. Om dit waar te maken, hebben we meer mensen nodig dan de vijf die hier nu aan werken bij het NSO. Maar groeien is niet het enige antwoord. We willen beter aansluiten bij de ministeries. Begrijpen wat zij nodig hebben vanuit context waarin zij werken. Dit vraagt om specifieke competenties en hier zullen we dan ook naar zoeken.’

 

De nieuwe Tweede Kamerleden moeten iets van de agenda gaan vinden. Wat zou u tegen ze willen zeggen?

‘Nederland heeft alle reden om ambitieus te zijn in de ruimtevaart. We hebben de capaciteiten in huis met ons bedrijfsleven, onze kennisinstellingen en ESA’s technisch centrum ESTEC in Noordwijk. Met een duidelijke strategie van de Nederlandse overheid kunnen we ruimtevaartcapaciteiten ontwikkelen die van groot belang zijn voor onze hele maatschappij en onze internationale positie verder versterken.’

Zie ook: