>

Mobiele apps en satellietdata helpen boeren in ontwikkelingslanden

Een herder in Mali beheert zijn kudde efficiënter, een kleine boer in Kenia krijgt meer opbrengst. Dit zijn twee voorbeelden van innovatie door gebruik van satellietgegevens. Netherlands Space Office (NSO) zet ze volgende week in de etalage tijdens de Wereld Water Week-conferentie in Stockholm. Binnen haar Geodata for Agriculture and Water-Programma coördineert NSO 23 van dergelijke projecten.

Tijdens de Wereld Water Week (http://www.worldwaterweek.org/) is er op 29 augustus het ‘African Spatial Delight’ event. “Op deze wervelende bijeenkomst zien waterprofessionals hoe satellietinformatie miljoenen kleine boeren in ontwikkelingslanden vooruit helpt”, vertelt NSO-medewerkster Elise van Tilborg enthousiast. “Wij organiseren deze dag als side-event, samen met VIA Water en AfriAlliance." Twaalf producten uit even zoveel projecten worden hier op een interactieve manier aan het oordeel van de deelnemers onderworpen. De producten maken onderdeel uit van (mobiele) applicaties die op maat gesneden landbouwkundige informatie en advies geven over gewas, bodem, water en weer.

In de schijnwerpers

Tijdens African Spatial Delight staan onder meer twee applicaties in de schijnwerpers die zijn voortgekomen uit het NSO-Programma 'Geodata for Agriculture and Water' (G4AW). Bovendien zal Elise van Tilborg een applicatie van de FAO toelichten: de ‘Water Productivity open-access portal’ (WaPOR) die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gefinancierd. “Gebruikers in Afrika, bij de FAO en andere organisaties, halen er – gratis – data voor het beoordelen van het waterverbruik in de landbouw”, informeert ze.

Het G4AW-project 'Sustainable Technology Adapation for Mali’s Pastoralists’ (STAMP) toont hoe nomaden in Mali hun veetrekroutes optimaliseren. Via een laagdrempelige inbelservice vernemen zo’n 60.000 herders waar voldoende goed voedsel en oppervlaktewater voor hun vee beschikbaar is en waar andere kuddes lopen. Ook ontvangen ze actuele marktprijzen van vee en veevoer. Dit project draagt er tevens toe bij dat er minder conflicten tussen herders en boeren zijn. Naar verwachting is eind 2018 de veesterfte met ruim 10% afgenomen t.o.v. 2013, de productie met minstens 10% gestegen (vlees, melk) en de veeverkoop zeker 10% rendabeler. Van de zes partnerorganisaties zijn er twee Nederlands: SNV (Netherlands Development Organisation, projectleiding) en Hoefsloot Spatial Solutions BV.

In Zuidwestelijk Kenia loopt het project ‘Crop Monitoring Service’ (CropMon), dat boeren helpt hun opbrengsten (koffie, mais, graan en/of suikerriet) te verhogen. Over drie jaar zullen 150.000 boeren de informatieservice gebruiken. Daarna worden de informatietools uitgebreid met andere gewassen en meer regio’s. De boeren abonneren zich op een goedkope informatieservice die hen via SMS of een mobiele app data geeft over de actuele conditie van hun gewas, welk groeiprobleem zich (eventueel) voordoet en hoe dat aan te pakken. Cruciaal is betrouwbare weerdata voor het bepalen van het juiste tijdstip van zaaien, wieden en oogsten. Veel boeren maken hiervan al gebruik en melden een betere gewasontwikkeling. In CropMon participeren vier Keniaanse en vier Nederlandse bedrijven: SoilCares Research (projectleiding), NEO, Springg en Weather Impact.

G4AW

Binnen het G4AW-Programma coördineert NSO 23 projecten in 14 landen (Afrika en Azië). Deze projecten verhogen het inkomen en de productie van boeren, vissers en herders op een manier die de duurzame ontwikkeling in die landen ten goede komt. Het programma gaat bedreigingen door bevolkingsgroei en klimaatverandering tegen; Nederland draagt hiermee bij aan duurzaamheidsdoelstellingen van de Verenigde Naties om honger en waterschaarste uit te bannen. NSO voert het G4AW-programma uit in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat zo'n 65% financiert van de projectkosten van circa 95 miljoen euro. Elise van Tilborg beklemtoont: “De partnerschappen bestaan ook uit lokale organisaties. Dit zorgt voor extra zekerheid dat de producten in gebruik blijven als het project stopt. Dat vind ik persoonlijk heel mooi en sterk aan dit programma.”