>

‘Als wetenschappers willen we de gegevens van satellietinstrumenten maximaal benutten’

Vijf Nederlandse universiteiten en twee onderzoeksinstituten ontvingen samen 1,8 miljoen euro subsidie van NWO en NSO voor een onderzoek naar natuurbranden met behulp van satellietinstrumenten. Universitair hoofddocent Folkert Boersma (WUR) leidt de multidisciplinaire onderzoekgroep: ‘Een mooi experiment, we kunnen elkaars onderzoek versterken.’

Het project heet INFLAMES. Wat gaan jullie onderzoeken?
Folkert Boersma, onderzoeker aan de WUR

‘We onderzoeken de oorzaken en effecten van natuurbranden. Dat doen we wereldwijd en vanuit verschillende invalshoeken. Eén invalshoek is de atmosfeer: welke gevolgen hebben natuurbranden op ons klimaat en vice versa, welke gevolgen heeft klimaatverandering voor natuurbranden? En leiden grote rookwolken juist tot opwarming of afkoeling van de aarde? Een tweede invalshoek is de mens. Natuurbranden kunnen een verwoestend effect hebben voor mensen en hun omgeving. Wat kunnen mensen doen om de negatieve effecten van branden te verminderen of voorkomen? De derde invalshoek is het perspectief van veranderende vegetatie. Waar ter wereld neemt het risico op natuurbranden toe onder invloed van klimaatverandering en daaraan gerelateerde veranderingen in vegetatie?’

Het onderzoek kan rekenen op een subsidie van 1,8 miljoen euro. Hoe kreeg u dat voor elkaar?
‘Het ging heel anders dan we gewend zijn. Normaal schrijf je als onderzoeker een proposal. Dit onderzoeksvoorstel wordt – samen met voorstellen van andere wetenschappers – beoordeeld, besproken en uiteindelijk kiest een commissie wie subsidie krijgt. Bij deze ‘GO-call’ vroegen NWO en NSO de wetenschappelijke gemeenschap om zélf een consortium te vormen en samen een voorstel in te dienen. Dat voorstel moest interdisciplinair van aard zijn en het gebruik van Nederlandse atmosferische satellietinstrumenten moest centraal staan. Na een aantal verkennende gesprekken bleek onderzoek naar biomass burning een levensvatbaar idee. Uiteindelijk was dit ook het enige voorstel dat werd ingediend.’

Een nieuwe manier van samenwerking tussen wetenschappers dus?
‘Ja. Het is een interessant experiment. Deze methode heeft veel mensen tijd bespaard, want minder onderzoekers hebben een proposal hoeven schrijven en NWO en NSO hebben er in dit geval ook maar één hoeven te beoordelen op kwaliteit. Daar komt bij dat het onderzoek van verschillende instellingen nu echt in elkaar grijpt. Als wetenschappers van verschillende universiteiten en instituten vul je elkaars onderzoek aan.’

Kunt u een voorbeeld geven van hoe dit werkt in de praktijk?
‘Ik onderzoek bijvoorbeeld of we emissieschattingen van bosbranden kunnen verbeteren. De resultaten van mijn onderzoek worden daarna door de Vrije Universiteit gebruikt om specifieke luchtkwaliteitssimulaties te doen in gebieden waar natuurbranden tot grote problemen leiden, zoals India en Oost-Afrika. In plaats van met elkaar te concurreren, versterk je dus elkaars onderzoek. Hier zit natuurlijk ook een risico: als mijn onderzoek niet slaagt, heeft dat gevolgen voor de collega’s van de VU.’

Welke rol spelen Nederlandse satellietinstrumenten in het onderzoek?
‘Een cruciale rol. Zonder deze instrumenten zou het onderzoek niet uitgevoerd kunnen worden. We gebruiken waarnemingen van het instrument TROPOMI, dat in 2017 gelanceerd werd. En van de instrumenten SPEXone (op PACE) en ATLID (op EarthCARE), beide gelanceerd in 2024. Deze instrumenten zijn complementair. Met TROPOMI kunnen we sporengassen meten, SPEXone vertelt iets over de eigenschappen van fijnstof en ATLID biedt unieke informatie over de hoogte waarop rookpluimen van branden verwaaien. En dan is deze satellietdata nog maar het begin. Ze stellen ons in staat om atmosfeermodellen te testen, en vervolgens verder te verfijnen met veldonderzoek op aarde.’


Het SPEXone instrument meet welke aerosolen (kleine luchtdeeltjes) er vrij komen bij bosbranden. In de figuur zijn gebieden met verschillende typen branden goed te herkennen: de boreale bosbranden in Siberië en Canada, tropische branden in Afrika en Zuid-Amerika, en landbouwbranden in India en Zuidoost-Azië.

NWO en NSO stimuleren met deze GO-call het gebruik van satellietdata door de wetenschap. Is dat nodig?
‘Nederland is ontzettend goed in satellietinstrumenten bouwen. Daar investeren we ook veel geld en tijd in. Maar als een instrument eenmaal vliegt, moet het daar niet stoppen. Je wilt de gegevens die zo’n instrument verzamelt maximaal benutten. Bij TROPOMI is dat aardig gelukt. Zelfs China en Amerika willen de data van dit instrument hebben. SPEXone en ATLID kunnen nog wel een boost gebruiken. Met deze instrumenten – en dat vind ik het allerleukste om te doen – kunnen we heel nieuwe dingen leren over onze atmosfeer.’

Wanneer kunnen we deze ontdekkingen op z’n vroegst verwachten?
‘We gaan met INFLAMES van start in het najaar van 2025 en het project loopt vijf jaar. In totaal werken bijna twintig mensen mee: vijf promovendi, een postdoc en dan nog mensen die ondersteunen vanuit de verschillende partners. Over een paar jaar verwachten we de eerste resultaten, die we ook proactief zullen delen. We zetten de deuren open voor iedereen in Nederland en Europa die kan meedenken, want samen bereiken we meer.’



GO’ voor onderzoek atmosfeer
Hoe kunnen wetenschappers uit verschillende disciplines samen gebruikmaken van atmosferische meetinstrumenten in de ruimte? Dat was de centrale vraag van de GO-call die
NWO in samenwerking met het NSO in 2024 uitschreef. Winnaar van de call was een consortium van KNMI, SRON en vijf universiteiten: de VU, de WUR en de universiteiten van Twente, Leiden en Utrecht. Zij bedachten samen het interdisciplinaire onderzoek INFLAMES, naar de oorzaken en effecten van natuurbranden voor mens, vegetatie, atmosfeer en het klimaat.
Meer weten over de toekenning. Lees hier verder.